Niets is echter minder waar. In de landen waar het goed gaat, produceren de burgers minimaal de helft van de duurzame energie zelf. In Duitsland wordt grofweg 60 procent van de duurzame energie door genosschenschaften (coöperaties) opgewekt, nog eens een 30 procent door nieuwe niet-traditionele bedrijven en 10 procent door die bedrijven waarvan Economische Zaken nu denkt dat het gaat komen. In Denemarken liggen deze getallen nog hoger in het voordeel van de burgers. De burgers in Nederland zijn niet uit andere klei gemaakt dan de Duitsers of de Denen. Deze voorsprong komt door beleid. Door ander beleid kun je die burger dus in zijn kracht zetten.
De verwachting van het ministerie van Economische Zaken is gebaseerd op de huidige situatie, waarin lokale duurzame energie inderdaad een kleine rol speelt. De huidige situatie is een gevolg van het beleid van de overheid, dat er al 20 jaar op rekent dat de markt het gaat doen, de projectontwikkelaars en de grote energiebedrijven. De georganiseerde burger die iets onderneemt om in zijn eigen behoeftes te voorzien is hier geen onderdeel van.
Een heikel punt in het energiebeleid is de energiebelasting. De grootverbruikers, de meeste grote bedrijven in Nederland betalen nauwelijks energiebelasting. Want die moeten ontzien worden voor het algemeen belang. Ze zouden anders weggaan naar het buitenland. Zij stimuleren de economie, want daar begint het allemaal. In den beginne schiep God de bv. Als we die bedrijven dus maar blijven subsidiëren, komt de rest vanzelf.
Nu is er een nieuwe partij: de energiecoöperant, de burger die het zelf regelt. Die betaalt daar soms de markt voor. Internationaal en in Nederland blijkt dat bij die burgers een geweldige investerings-, sociale- en innovatiekracht zit. Het zit alleen verspreid en daarom is het niet zichtbaar op de radar van EZ. Het beleid om grootgebruikers te ontzien van de energiebelasting zou daarom ook moeten gelden voor de energiecoöperanten.
Maar er is een andere reden en die is fundamenteler. De energiebelastingkwestie toont het verschil tussen een economie die gebaseerd is op bedrijven en de coöperatieve economie die gebaseerd is op mensen. Of in de woorden van E.F. Schumacher: “Economy as if people mattered.” De coöperatie bestaat om te voorzien in de stoffelijke behoeften van mensen. Dit kan bijvoorbeeld energie, zorg of voedsel zijn. De coöperatie werkt samen met anderen om reële waarde toe te voegen aan de economie. De coöperant gebruikt geld waarvoor het bedoeld is, als middel om een stoffelijk doel te behalen en niet als doel op zich.
Een economie gebaseerd op bedrijven, richt zich op winstmaximalisatie en eeuwige groei. Of zoals een fiscaal jurist tegen mij zei: “Van een bv wordt verwacht dat zij met alle middelen die zij heeft, probeert geldelijke winst te maken.” In andere woorden: de bv wordt geacht om met al haar geld, meer geld te maken. Groeien om te groeien. Zij voegt echter met die groei van kapitaal geen reële waarde toe aan de economie.
Laten we daarom een nieuw economisch beleid gaan voeren, te beginnen in de energiemarkt. We halen nu het geld op bij de burgers in de vorm van energiebelasting. Vervolgens subsidiëren en ontzien we de bedrijven, zodat die winst kunnen maken, wat dan hopelijk ook weer enigszins ten goede komt aan diezelfde burgers. Laat het geld gewoon bij de burger zitten. Die voegt reële waarde toe. Die zet dan de bv’s, de markt aan het werk vanuit vrije keuze, op zijn voorwaarden en vanuit zijn behoeftes. In andere woorden: erken expliciet het recht op zelfvoorziening. De burger regelt het zelf, al dan niet in georganiseerd verband. We beginnen van onderop, daar waar het altijd al begon, bij de mens.
Reacties