In de jaren zestig heerste in Nederland de opvatting dat iedereen in een sociale woning moest wonen. Door deze semi-communistische kijk op stedelijke ontwikkeling is een scheef aanbod ontstaan, gekenmerkt door het beeld van een eenheidsworst. En dat allemaal door de hysterie over een pseudowoningnood. Een gesprek met Vincent van Rossem.
renda special 2011/1 interview vincent van rossem28
"Maatschappelijke
hysterie over
pseudo-woningnood"
renda special 2011/1interview vincent van rossem 29
interview
"Wat weten we nu helemaal van de jaren zestig? Ja, we denken er veel
van te weten, dat het nog in ons geheugen zit. Totale onzin! Het is te
kort geleden, er is nog geen fatsoenlijk onderzoek naar verricht. Pas nu
verschijnen de eerste goede boeken en scripties over de jaren vijftig. En
gebrek aan kennis over de jaren zestig geldt ook voor de typische jaren-
zestigwijken. Daar weten we in feite ook geen bal van. En al helemaal
niet, omdat er uit die tijd ontzettend veel wordt gesloopt." Daar zit je
dan als schrijver aan de keukentafel bij Vincent van Rossem, op zoek
naar het alomvattende inleidende verhaal over Wonen in de Sixties, het
thema van de eerste renda special. Wat waren de opvattingen over de
maatschappij in die tijd en hoe hebben die bijgedragen aan de opzet en
fysieke invulling van de wijken? In hoeverre liepen deze idee?n parallel
met de werkelijkheid van de jaren zestig, op sociaal, economisch en
cultureel gebied? En voordat de hoogleraar Monumenten en steden-
bouwkundige vraagstukken aan de Universiteit van Amsterdam en archi-
tectuurhistoricus bij het Bureau Monumenten & Archeologie in Amster-
dam zijn eerste sjekkie heeft opgerookt, ben je in feite al uitgepraat.
Conclusie: er is nog te weinig bekend over die periode. Of toch niet...
Woningnood
Van Rossem kijkt vanuit zijn bovenwoning in de Amsterdamse Jordaan
naar buiten. Hij denkt na en duikt in eigen geheugen als hij terugdenkt
aan zijn jaren zestig. "Ik ben opgegroeid in Wageningen. Daar was echt
niets te doen. Ja, wat industrie hier en daar. En elk dorp en stad had zijn
eigen achterbuurt." De industrie is nu helemaal weg, alleen de universi-
teit zit er nog. Wat herinnert aan de jaren zestig zijn de doorzonwonin-
gen, aldus Van Rossem. "In Wageningen is nu het paradijs aangebro-
ken, iedereen die er nu woont behoort tot de middenklasse. De achter-
buurten zijn nagenoeg verdwenen door het fenomeen integratie. Let
wel, ik zeg niet dat de onderkant van de maatschappij weg is, die zul je
altijd houden."
De wijken in Wageningen kenden in die tijd een typische opbouw uit de
naoorlogse jaren; elk buurtje had wel een bakker, een groenteboer en
een slager. "En op elke hoek zat een melkboer. Je had ook wel een
kledingzaak, maar daar kon je alleen terecht voor een terlenkabroek met
omslag. Voor jeans ging ik op de fiets naar Arnhem. Er bestond nog
geen behoefte aan schaalvergroting bij de middenstand', schetst hij.
Het was ook de tijd van woningnood, van de grootste bouwproductie in
de historie. "Pieter Bogaers was minister van Volkshuisvesting in het
tekst wilbert leistra
foto's karin stroo
in de jaren zestig heerste in
nederland de opvatting dat
iedereen in een sociale
woning moest wonen. door
deze semi-communistische
kijk op stedelijke ontwikke-
ling is een scheef aanbod
ontstaan, gekenmerkt door
het beeld van een eenheids-
worst. En dat allemaal door
de hysterie over een pseudo-
woningnood. Een gesprek
met Vincent van Rossem.
vincent
van rossem
renda special 2011/1 interview vincent van rossem30
De oorzaak voor de enorme toename van de bouwproductie in de jaren
zestig, namelijk de grote woningnood die door Bogaers als verklaring
werd gegeven, bestrijdt Van Rossem. "Het was een tijd van maatschap-
pelijke hysterie. Woningnood was opeens het grootste nationale probleem
dat acuut moest worden bestreden. Maar iedereen had gewoon een dak
boven zijn hoofd, hoor. Neem dat maar van mij aan. Het ging er meer om
dat er een grote behoefte bestond aan betere woningen. Het gevolg was
dat er ontzettend veel gebouwd werd waar in feite geen markt voor was",
stelt hij. Toch kan hij ergens wel begrip opbrengen voor Bogaers, zegt hij.
"De bouwsector is natuurlijk erg belangrijk om de economie op een groter
plan te brengen. Die stijgende bouwproductie diende dus ook een ander
belang. Ach, misschien had ik het net zo gedaan."
EEnhEidsWoRst
Het gevolg van de enorme bouwproductie van de jaren zestig, meer
dan een miljoen woningen, heeft volgens Van Rossem gezorgd voor
een eenheidsworst aan wijken. "Het is de tijd van de galerijflats in de
stedelijke gebieden en de doorzonwoningen in de buitengebieden, grof
gesteld. Met vrijwel identieke stempels, over het hele land verspreid.
Dat is nu eenmaal het grote probleem van massaproductie."
Toch ziet hij positieve uitzonderingen. "Een echt juweeltje vind ik hoe
de stedenbouwkundige Niek de Boer Emmen heeft aangepakt. Dat is
een goed voorbeeld van hoe een stad zich moet ontwikkelen. De Boer
gold in die tijd als erg vooruitstrevend. Veel was echter ook afgekeken
van de stedenbouwkundige ontwikkeling in Zweden. Dat was in de
jaren zestig het walhalla voor de woningbouw."
Van Rossem is ook erg positief over de Bijlmermeer in Amsterdam.
"De Bijlmer is qua opzet in feite een prachtige wijk. Oud-premier Den
Uyl heeft als wethouder nog die nieuwe wijk `gebouwd'. De bedoeling
was dat de goed verdienende ambtenaren naar het buitengebied
zouden trekken. Daar lag de ruimte en de plattegronden van de wonin-
gen waren ook behoorlijk fors. Woonoppervlakten van 100 tot 120 m2
zijn behoorlijk groot voor Amsterdam." Er schiet hem een anekdote te
binnen over zijn eerste kennismaking met de Bijlmer. "Ik had mijn motor
kabinet-Cals. Hij bracht de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening uit,
waarin de groeikernen centraal stonden. `Niet lullen, maar beton stor-
ten' was zijn motto. De bouwproductie werd opgestuwd naar zo'n
honderdduizend per jaar. Je kunt echter huizen bouwen tot je een ons
weegt, maar daar los je de sociale problemen van een samenleving niet
mee op", stelt Van Rossem.
ExtREEm links
Minister Bogaers was lid van de voorloper van het CDA, de Katholieke
Volkspartij (KVP), net als premier Cals. Toch bestempelt Van Rossem
het beleid op het gebied van woninghuisvesting als extreem links. "De
maatschappelijke opvattingen op het gebied van stedelijke ontwikkeling
waren bijna communistisch te noemen. Iedereen moest een sociale
woning hebben. Er zijn echt periodes geweest dat in Amsterdam uitslui-
tend sociale woningen werden gebouwd. Dan heb je het pas echt over
scheefwonen. Nu zijn we in Amsterdam de woningmarkt beetje bij
beetje aan het kapitaliseren, maar de onrendabele top staat nog steeds
in de straten geparkeerd. In feite subsidi?ren we met ons woonbeleid
de Duitse en Japanse auto-industrie."
'Of de stelselmatige herhaling van een ontwerp
eenheid leidde tot monotonie dan wel tot een
interessant ritme was afhankelijk van de vaardig
heid en de inzet van ontwerpers. De gezamenlijke
ontwerpeenheden konden mede de eigen karak
teristiek van de woonwijk uitmaken. Het bleek
wel een vereiste dat ze met een gevarieerde
inrichting (beplanting, bestrating, straatmeubi
lair, speelwerktuigen) voldoende afwisseling
vertoonden om de bewoners een eigen woonom
geving te verzekeren.'
Uit Woonwijken Nederlandse Stedenbouw 1945 ? 1985,
Niek de Boer en Donald Lambert, 1987
renda special 2011/1interview vincent van rossem 31
nog en ging mijn dochter bij een vriendinnetje ophalen. Die mensen
woonden net boven de boomkruinen en het eerste wat mij opviel was
de hoeveelheid groen en al die bomen. Nadat de moeder van het vrien-
dinnetje de deur had geopend, begon ze zich direct te verontschuldigen
dat ze in de Bijlmer woonde. Ik snapte niet waar dat mens het over had,
ik was stinkend jaloers. Het was bloedheet in de stad en ik had te
kampen met al die maffe Jordanezen die de hele middag aan het bier
zaten en nog luidruchtiger werden dan anders. En daar in de Bijlmer
ademde ik ruimte in, kon ik genieten van het groen."
spijt
De potentieel prima wijk verwerd tot een sociaal totaal ontspoorde wijk,
stelt Van Rossem. "Het oorspronkelijke idee werkte niet. De aantrek-
kingskracht van de nieuwe buurt was te gering met leegstand als
gevolg. De algehele opvatting in Amsterdam was dat de huren toch wat
aan de hoge kant lagen. De invasie van Surinamers en Antillianen
bracht uitkomst. Met veel huursubsidie konden deze immigranten neer-
strijken in de Bijlmer. Hierdoor werd de buurt qua bewonersdifferentiatie
erg eentonig. In het algemeen vind ik dat het subsidiesysteem behoor-
lijk uit de klauwen is gelopen. Het beleid van staatssecretaris Heerma
van Volkshuisvesting in begin jaren negentig had doorgevoerd moeten
worden. Corporaties hadden het grootste deel van hun bezit moeten
verkopen en alleen een portefeuille overhouden voor die mensen die
het echt nodig hebben. Er had direct een inkomensplafond ingevoerd
moeten worden. Verdien je te veel, prima, je krijgt drie maanden de tijd
om een andere woning te zoeken."
Van Rossem ziet niet alleen positieve kanten aan het vele groen in de
Bijlmer. "De oorspronkelijke opzet van de Bijlmer had behoorlijk veel
openbare ruimte, die ook onderhouden moest worden. Dat onderhoud
schoot er door bezuinigingsronden van de gemeente op den duur bij in.
Het is ook een dure hobby, maar achterstallig onderhoud had wel verloe-
dering van de buurt tot gevolg. Maar dat is niet alleen symptomatisch
voor de Bijlmer. In Amsterdam zijn meer wijken die qua opzet goed
waren, maar door eentonige bezetting en verloedering hard achteruit zijn
gegaan. Bijvoorbeeld Osdorp. Daar wordt ook van gezegd dat je de
erfenis van de jaren zestig beter kunt slopen en opnieuw opbouwen.
Daar zijn we toch rijk genoeg voor, niet waar? We zitten opgezadeld met
'De auto had de stedenbouw in zijn greep gekre
gen. Termen als afrondingsstralen, in en
uitvoegstroken, uitzichtshoeken, radialen,
tangenten, parkeernormen echoden door de
raadzalen van Nederland. Parkeerstroken bij
laagbouw, parkeerhoven bij etagebouw, parkeer
vlaktes bij wijkcentra. De woonstraat verloor nu
helemaal zijn sociale functie als ontmoetings
ruimte, rijdende en geparkeerde auto's bepaal
den de sfeer. De stedenbouwkundige straten
plannen werden autostratenplannen.'
Uit Woonwijken Nederlandse Stedenbouw 1945 ? 1985,
Niek de Boer en Donald Lambert, 1987
'Met stelsels van doodlopende buurt en woon
straten kon men betrekkelijk grote voetgangers
en fietserszones realiseren. Met keerpunten
eindigden dan de woonstraten zodanig dat zones
vrijbleven van gemotoriseerd verkeer waardoor
deze bij uitstek geschikt werden voor de bouw
van lagere en kleuterscholen, en de aanleg van
sport en speelvelden, voet en fietspaden. Deze
oplossing met groene zones werd gekozen in
Angelslo, Emmen (1960, ir. N.A. de Boer m.m.v.
A.J.M. de Jong).'
Uit Woonwijken Nederlandse Stedenbouw 1945 ? 1985,
Niek de Boer en Donald Lambert, 1987
renda special 2011/1 interview vincent van rossem32
de sociale problemen van die wijken, maar de wijken zelf zijn nooit een
probleem geweest. Alhoewel de Nederlandse architect Aldo van Eyck
begin jaren zestig in het blad Forum over de plannen voor de Bijlmer
schreef: `daar krijgen jullie spijt van'. Hij heeft dus wel gelijk gekregen."
opkalEfatEREn
Veel van de typische jarenzestigwijken zijn in het bezit van corporaties.
Van Rossem heeft het niet zo op het span van stedenbouwkundigen,
architecten en corporaties. Volgens hem spannen die zich tot het uiter-
ste in om wijken te slopen en nieuw te bouwen. Een doorn in het oog
voor de kunsthistoricus Van Rossem. "Er is veel schade aangericht
onder het mom van stadsvernieuwing. Zeker hier in Amsterdam. Het
erge is nog dat het niet eens enige aantoonbare verbetering voor het
stedelijk bouwwerk heeft opgeleverd. Ik heb ooit beweerd dat de
oorlogsschade weliswaar groot was, maar dat de Woningwet van 1901
meer schade aan de oude stad heeft toegebracht dan welke ramp ook.
Ik werd ervoor op non-actief gezet, maar ik sta er nog steeds achter.
Corporaties vernielen de stad met sloop en nieuwbouw."
De hoogleraar aan de UvA gaat er eens goed voor zitten als hem naar
een juiste aanpak wordt gevraagd. Nadat hij de vlam in een nieuw sjek-
kie jaagt, vervolgt hij zijn betoog. "Er wordt misschien wel onterecht
'In de Bijlmermeer vinden we de uitgangspunten
terug van een grootse conceptie van het moderne
bouwen: de Stralende Stad van Le Corbusier uit
1930, uitgewerkt onder meer in het prijsvraag
ontwerp voor de linker Scheldeoever in Antwer
pen van 1932. Le Corbusier presenteerde hoge
meanderende `superblocks' in grote parkgebie
den met sportaccommodatie en recreatiemoge
lijkheden vrij van autoverkeer. De autowegen
bevonden zich vijf meter boven het maaiveld op
kolommen. Ook de flats waren op kolommen
gebouwd, zodat het voetgangersdomein zich
onbelemmerd over een groot gebied uitstrekte.
De Amsterdammers namen deze gedachten
dertig jaar later over onder wel heel andere
maatschappelijke omstandigheden.'
Uit Woonwijken Nederlandse Stedenbouw 1945 ? 1985,
Niek de Boer en Donald Lambert, 1987
renda special 2011/1interview vincent van rossem 33
vanuit gegaan dat woningen erg lang meegaan. Zeker de huizen uit de
massaproductie van de jaren zestig zijn nu voor een deel versleten. Die
moet je goed opkalefateren. Het is tijd voor een grootscheepse renova-
tie-ingreep. En dan bedoel ik niet het plaatsen van een zuinig keteltje en
het vervangen van enkel door dubbel glas. Dan heb je het ook over het
goed na-isoleren van de woningen en het verrichten van heel wat
achterstallig onderhoud."
Van Rossem benadrukt dat de renovatieslag de woningen betreft.
Volgens hem zijn de wijken vaak nog ok?. Als voorbeeld noemt hij Het
Breed in Amsterdam van de architect Frans van Gool. "Dat is nog
steeds een mooi ontwerp. 1300 Woningen, geloof ik. Het diende als een
soort proefmodel voor de Bijlmer. De maat voldoet prima aan het beeld
van de hedendaagse wijk. Mensen wonen er nog steeds erg tevreden.
Je zou eventueel iets aan de openbare inrichting kunnen doen. Daar
wordt sowieso in Nederland idioot veel geld aan uitgegeven."
financi?lE cRisis
Van Rossem merkt dat de financi?le crisis de nodige veranderingen
heeft opgeleverd in het denken over vastgoed en bouwen. "Er is meer
aandacht gekomen voor kwaliteit, er worden creatievere oplossingen
bedacht. De tijd van alleen maar produceren is voorbij. Misschien moet
de crisis ? die ik overigens best wel vond meevallen ? nog een tijdje
voortduren. Als we nu eens voor een periode van zeg maar dertig tot
veertig jaar substantieel minder te besteden zouden hebben, dan
moeten we ons pas echt behelpen. Benieuwd wat voor nieuwe inzich-
ten en oplossingen dat zou opleveren...", besluit hij terwijl hij zijn laat-
ste sjekkie van het gesprek uitdrukt.
'Een groots stedenbouwkundig gebaar (de Bijlmermeer,
red.) vraagt een royale uitvoering. Daar is het niet van
gekomen. De kwaliteit is in schrielheid ten onder gegaan.
Het was ook wel een kostbaar plan met zijn autowegen en
viaducten, met de beschutte brede voetgangersstraten in
en tussen de flatgebouwen, de vele stijgpunten met liften
en trappenhuizen. Daar kon op bezuinigd worden. Dat
gebeurde dan ook: met dramatische gevolgen.'
Uit Woonwijken Nederlandse Stedenbouw 1945 ? 1985,
Niek de Boer en Donald Lambert, 1987
paREls uit dE sixtiEs
In zijn dagelijkse werk als architectuurhistoricus bij het Bureau Monu-
menten & Archeologie in Amsterdam heeft Van Rossem te maken met
het verheffen van gebouwen in de monumentstatus. Nu is dat nog niet
van toepassing op bouwwerken uit de jaren zestig, maar hij benoemt
toch twee voorbeelden uit zijn werkgebied die er volgens hem qua
architectuur uitspringen. Zijn parels van Amsterdam zijn: het Plan Van
Gool van de gelijknamige architect en het nieuwe Burgerweeshuis van
Aldo van Eyck.
1300 woningen in amsterdam noord
Kan sociale woningbouw ook mooi zijn? Ja, dat kan. In Amsterdam
Noord staat een groot woningbouwproject uit de jaren zestig dat
genoemd is naar de ontwerper: het Plan Van Gool. Het was een soort
proefproject voor de latere Bijlmermeer, waar echter alle architectoni-
sche verfijning is wegbezuinigd die het Plan Van Gool zo uniek maakt.
Frans van Gool tekende voor dit project een galerijflat met twee schit-
terende gevels die in een haakpatroon een aantal malen herhaald
werd op een ruim maar tamelijk neutraal stedenbouwkundig veld. Er
zijn overeenkomsten met het befaamde Park Hill Estate uit 1962 in
Sheffield, maar juist een vergelijking leert wat het verschil is tussen
huurkazernes en bouwkunst. De galerijen hangen niet op lompe
betonnen consoles aan de gevel, maar liggen binnen het gevelvlak.
Hetzelfde geldt voor de woonbalkons aan de andere zijde die alleen
door hun licht gekromde borstwering zichtbaar zijn in het gevelvlak.
De finishing touch is een uitwendige kolomstructuur die de glazen
gevels ritmeert. Alleen de blinde kopgevels zijn uitgevoerd in fris rood
metselwerk. Het zijn allemaal tamelijk simpele middelen die al decen-
nialang bekend waren in de moderne architectuur. Van Gool heeft
gedemonstreerd dat het mogelijk was om daarmee ook buitengewoon
elegante een bewoonbare sociale woningbouw te realiseren. Maar het
is helaas bij dit ene voorbeeld gebleven.
het nieuwe Burgerweeshuis
Het Burgerweeshuis, dat eeuwenlang was gevestigd in het Sint Lucia-
klooster aan de Nieuwezijds Voorburgwal (nu het Amsterdam
Museum) verhuisde eind jaren vijftig naar een nieuw gebouw aan de
Amstelveenseweg. Niemand wist toen dat dit gebouw, ontworpen
door Aldo van Eyck, wereldberoemd zou worden. Van Eyck had al een
zekere faam als praatjesmaker bij de Internationale Congressen voor
het Nieuwe Bouwen (CIAM), maar hij moest zich als architect nog
bewijzen. En toen stond daar ineens dat wonderlijke gebouw met die
vreemde plattegrond, een tehuis voor kinderen dat ook echt voor
kinderen was ontworpen. De architectuur van het weeshuis, met zijn
prefab betonelementen en metselwerk van grote gebakken klinkers,
doet denken aan het Engelse Brutalisme uit die tijd, maar het is toch
vooral een eigenzinnig gebouw. Modern maar niet modernistisch, in
zekere zin zelfs klassiek door de strenge regelmaat van de platte-
grond, en vooral humaan. Van Eyck koesterde een diepe afkeer
jegens de `harteloze' massawoningbouw die rond 1960 toonaange-
vend werd in Nederland. Het weeshuis staat nu in de geschiedenis-
boeken en veel massawoningbouw wordt alweer afgebroken, het is
echter de vraag of Van Eyck erg blij zou zijn met de kille perfectie van
de hedendaagse architectuur. Echte bouwkunst getuigde in zijn ogen
van een oprecht streven naar een woonomgeving die niet alleen goed
functioneert, maar ook po?tisch is.
Reacties