2021 is het jaar waarin het moet gaan gebeuren. Onze duurzame toekomst wordt bepaald. De Regionale Energie Strategieën (RES) dienen halverwege het jaar gereed te zijn. Later in het jaar moeten dan de verschillende gemeenten in een transitievisie warmte aangeven hoe zij binnen de gemeente de overgang gaan maken naar duurzaam aardgasvrij verwarmen en koken. Eind van het jaar ligt er dus veel vast voor onze duurzame toekomst.
Eerst kort de context. Nederland heeft zich middels het verdrag van Parijs (2015) gecommitteerd aan duurzaamheidsdoelstellingen. De belangrijkste daarvan: 80 tot 95% reductie op de CO2-uitstoot in 2050 ten opzichte van 1990. Om daar in Nederland aan te werken is uiteindelijk via diverse tafels het ontwerp Klimaatakkoord (2019¹) ontstaan. Dit bepaalt voorlopig de route hoe wij als invulling gaan geven aan de verduurzaming. Tijdens die tafels (o.a. industrie, mobiliteit, landbouw) zijn afspraken gemaakt hoe die route ingevuld wordt. Voor de tafel ‘gebouwde omgeving’ is daarin onder meer afgesproken dat de energieregio’s (dertig in totaal) in beeld gaan brengen hoe we in de desbetreffende regio duurzame energie kunnen gaan gebruiken². Er is hier bewust gekozen voor de schaal van de regio, aangezien bronnen niet bij de stadsgrens eindigen. Dat is de reden dat deze plannen worden opgesteld met een breed scala aan stakeholders uit de regio; gemeente, provincie, netbeheerders, bedrijven, organisaties, etc. Op 1 juli 2021 moeten de RES 1.0 gereed zijn, om vervolgens elke twee jaar herijkt te worden.
Als in de regio de verwachting en verdeling van energie besproken is, zijn vervolgens de gemeenten aan zet. Zij maken op basis van die kennis keuzes en kijken wat het betekent voor hun stad of dorp. Hiervoor is de transitievisie warmte in het leven geroepen. Van iedere gemeente wordt een plan verwacht waarin ze aangeven hoe ze een bijdrage gaan leveren aan de duurzaamheidsdoelstelling, binnen de kaders zoals deze in de regio zijn vastgelegd. Denk bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van een warmtenet. Als iedere gemeente daarop zou aansluiten, kan er te weinig zijn voor allemaal. Er zullen dus afspraken gemaakt moeten worden over de verdeling en de mogelijke alternatieven. Bij het opstellen van deze warmtevisie dient er gekeken te worden naar de beschikbare bronnen voor warmte, in welke hoeveelheid die voorhanden zijn, of wat er gedaan moet worden om voldoende warmte te krijgen. Als dat bekend is kunnen de bronnen verdeeld worden over de stad. Met die kennis kan op een lager schaalniveau gekeken worden wat dit betekent voor de wijk, de straat of de woning. Dit gebeurt in de wijkuitvoeringsplannen. Op dat schaalniveau wordt met mensen uit de buurt bekeken wat de impact van al die plannen is op hun manier van wonen.
Haico van Nunen
Tot zover het grotere plaatje. Je ziet dat deze verduurzamingsopgave over vele schakels heen gaat. De handtekening van de Nederlandse overheid in Parijs, wordt via de regio’s doorgegeven aan de gemeenten, om te landen in de wijken, vaak nog via de woningcorporaties, om uiteindelijk een bepaalde impact te creëren op de woningen die je om je heen ziet. Onze gekozen vertegenwoordigers proberen daar zo goed mogelijke keuzes in te maken, zodat het uiteindelijk een behapbare opgave wordt. Maar zo ver is het nog niet. De gemiddelde burger heeft nog geen weet van de plannen en tussen Parijs en je eigen woning zit een gigantische afstand. Dus niet zo gek dat er tot nu toe nog maar beperkte doelen bereikt zijn als het gaat over de verduurzaming.
Reacties