Het concept van de Buurtwarmtepomp is onder andere ontstaan door een andere benadering van de energietransitie en de noodzaak om te isoleren. In plaats van als doel kan ‘aardgasvrij maken’ ook worden gezien als middel om te komen tot een CO2-neutraal gebouwde omgeving. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de benodigde investeringen op woningniveau minimaal blijven. De energietransitie moet voor alle betrokkenen, dus ook voor particuliere eigenaren, technisch en financieel ‘eenvoudig’ haalbaar en betaalbaar zijn.
Een Buurtwarmtepomp gaat uit van het lokaal, op wijkniveau, produceren van 100% duurzame warmte, door het combineren van een grote warmtepomp met een warmtenet. Deze centraal in de wijk opgestelde warmtepomp maakt het mogelijk om warmte met een hoge temperatuur (80°C) te produceren vanuit een bronwarmte met een lage temperatuur (20°C). Door de lokale opstelling ontstaat een warmtenet met een beperkte leidinglengte, waardoor de kosten gereduceerd worden. Behoudens een afleverset en de aansluiting op de bestaande CV-installatie is er verder geen techniek in de woningen nodig.
In alle discussies over de energietransitie gaat het over keuzes tussen Hoge en Lage Temperatuur (HT of LT) en over ‘Collectief’ (warmtenet) of ‘Individueel’ (all-electric). Veel aandacht gaat naar de individuele all-electric oplossing met LT, waarbij vaak hoge kosten voor isolatie en aanpassingen in de woning gemoeid zijn. Maar ook bij collectieve HT oplossingen worden veel vraagtekens gezet. Hetzelfde geldt voor HT warmtepompen. Aangezien de Buurtwarmtepomp een combinatie is van deze twee, zal ook deze innovatie vragen oproepen.
Het gaat om (een combinatie van) nieuwe technische ontwikkelingen die tot nog toe alleen in het buitenland toegepast zijn. Deze nieuwe technieken hebben consequenties voor met name bron- en aflevertemperaturen. Hierna volgt een korte toelichting, waarbij met nadruk opgemerkt wordt dat deze niet de pretentie heeft om alle vragen te beantwoorden.
Warmtepompen werken in het algemeen volgens het basis principe waarbij thermische energie wordt onttrokken van een lage temperatuur bron om dit vervolgens toe te voegen aan een hoge temperatuur afgifte-medium. Naast technische elementen zoals bijvoorbeeld een compressor is elektriciteit nodig om het proces te laten gebeuren. Schematisch ziet dit er als volgt uit.
Een warmtepomp is te vergelijken met een ‘omgekeerde’ koelkast. Hoe lager de temperatuur van de koelkast hoe hoger het elektriciteitsgebruik is. Bij een warmtepomp is dat precies andersom, hoe hoger de temperatuur hoe meer elektriciteit nodig is. De meest gangbare warmtepompen leveren daarom LT warmte. Dit in tegenstelling tot cv-ketels op gas.
Er zijn echter ontwikkelingen met grote warmtepompen bekend waarbij mogelijkheden geboden worden om ook HT warmte te leveren. Door de omvang zijn ze niet geschikt voor toepassing in individuele woningen, maar wel als collectieve oplossing in wijken en buurten. Met zo’n opstelling is het tevens mogelijk om elektriciteit grootschalig – en dus voordelig – in te kopen. Dankzij dit schaalvoordeel is zowel de prijs van (groene) stroom als de opslag voor energiebelasting lager en zijn de netto stroomkosten vergelijkbaar of zelfs lager.
Er moet dus een onderscheid gemaakt worden tussen warmtenetten met lage (25-40 graden) en hoge temperatuur (>70 graden). De keuze voor de aflevertemperatuur is mede afhankelijk van de temperatuur van de warmtebron. Door de bank genomen zijn er vier soorten bedrijven die op grote schaal heet water aan een grootschalig HT-warmtenet kunnen leveren: afvalverbranders, elektriciteitscentrales, chemische industrie en biomassacentrales. Zij noemen de warmte die zij leveren doorgaans ‘restwarmte’, suggererend dat het een afvalproduct is en dat het zonde is om het weg te gooien. Dat klopt ook, maar er is wel sprake van een fossiele bijsmaak. Met de Buurtwarmtepomp is het mogelijk om met een LT bron warmte met hoge temperatuur te produceren. Het grote voordeel van deze techniek is dat meerdere LT warmtebronnen nuttig en effectief kunnen worden ingezet. Enkele voorbeelden zijn aquathermie (oppervlakte-, afval- of drinkwater), datacenters, ondiepe geothermie, en zonthermie.
Bovenaan het lijstje met bezwaren van veel tegenstanders van warmtenetten staan de ingebakken monopolypositie van de warmteleverancier en (angst voor) een hogere energierekening. Dit zijn dan ook precies de belangrijkste knoppen waaraan gedraaid moet worden om de diepgewortelde argwaan van bewoners tegen collectieve warmtevoorzieningen weg te nemen en vervolgens draagvlak te creëren. Bij de ontwikkeling van de Buurtwarmtepomp wordt uitgegaan van een organisatiestructuur waarin ook gemeenten, corporaties en gebruikers participeren en zeggenschap hebben over het beleid van het warmtebedrijf. Bijvoorbeeld een stichting die wordt bestuurd als een warmtecoöperatie. Daarbij is in het kader van de woningwet afstemming wel een vereiste voor corporaties. Uitgangspunt is permanente transparantie in de business case en in de voor- en nacalculaties inclusief tariefstructuur.
Een categorisch afwijzen dan wel toejuichen van warmtenetten, zoals veel voor- en tegenstanders momenteel doen, is te simplistisch. Het zijn vooral lokale en regionale factoren die de doorslag moeten geven bij de beslissing om al dan niet een warmtenet aan te sluiten. Hierbij is een grote rol weggelegd voor de politiek, want warmtenetten vormen een collectieve warmtevoorziening. Door het keuzeproces te starten met een verkennend haalbaarheidsonderzoek voor de Buurtwarmtepomp kan de besluitvorming beter worden onderbouwd. Dat is noodzaak want haast is geboden, immers woningeigenaren moeten snel weten of zij op een warmtenet kunnen worden aangesloten of dat ze op een andere manier voor hun warmtevoorziening moeten gaan zorgen. Bovendien wordt met de Buurtwarmtepomp ook de overheid geholpen om de afgesproken CO2-reductie te halen.
Reacties
Theo Duijkers - st.Kleurrijkwonen 12 maart 2019 07:20
Prachtig artikel Niek, helder uiteengezet en goed te volgen. Het is van belang te weten dat er meer wegen naar Rome leiden.