Een voorbeeld van een Great Space is het Pantheon in Rome: een toonbeeld van architectonische duurzaamheid. Maar kan er in (sociale) woningbouw ook sprake zijn van een Great Space? Niet in een kleine gezinswoning. Maar wel als je de paradox die in het Pantheon opgesloten zit, als metafoor ziet. Op het moment dat je in het gebouw naar binnen denkt te gaan, kom je eigenlijk niet binnen. De zon schijnt er en het regent er soms. Je kunt het Pantheon dus als een dubbele inspiratiebron gebruiken; om fantastische binnenruimten in gebouwen te maken, maar ook om geweldige publieke buitenruimten te maken. Als je die gedachtesprong maakt, is het ineens mogelijk om met woningen een Great Space te begrenzen.
Makelaars weten dit intuïtief. Zij stellen dat de waarde van een woning door drie factoren wordt bepaald: locatie, locatie en locatie. Het gaat niet enkel om het individuele huis, maar vooral om de verzameling huizen. In die mooie straat wil iedereen wel wonen. Wat mij betreft kunnen we de regels van Vitruvius naadloos koppelen aan de drie makelaarscriteria. Aldus formuleren we drie simpele regels: locatie met firmitas, locatie met utilitas en locatie met venustas.
In de praktijk blijkt dit absoluut niet vanzelfsprekend te zijn. Op venustas wordt vaak ingeleverd, zoals tijdens de crisis in de jaren tachtig. De buurten die we in deze periode realiseerden, zijn nu verschraald en laag gewaardeerd. Je zou ze bijna Lost Spaces willen noemen. De goedkope bakstenen die toen gebruikt werden, zijn het bewijs van de penny wise pound foolish-methode. Wat dat betreft hebben we het in de crisis in de jaren twintig beter gedaan.
Vooral buurten met architectuur in de stijl van de Amsterdamse School kunnen we inmiddels scharen onder het kopje Great Spaces. Wellicht niet in de woning zelf, maar erbuiten des te meer. Laten we dus, als we gaan verduurzamen, niet vergeten om van Lost Spaces Great Spaces te maken. De lessen van Vitruvius kunnen we niet voor de tweede keer negeren.
Architect bij FARO architecten
Reacties