We hebben voor de najaarsronde veel aanvragen en wat deze keer opvalt, is de enorme spreiding in de grootte van systemen. We hebben nu voor het eerst een systeem van maar 15 kW, maar hebben ook een systeem van 3,4 MW, én een enorme spreiding in de aan te vragen basisbedragen. Uiteraard beginnen we onderaan op 9 cent, het is gelukkig nog niet zo erg gesteld met het budget dat we daaronder moeten aanvragen. Bovenaan eindigen we op 12,8 cent.
In de voorjaarsronde hadden we ook een maximale spreiding van 3,8 cent maar in die ronde zat de spreiding vooral tussen de 10 en de 11 cent en hebben we die uiteindelijk allemaal binnengehaald. Dit keer zit de spreiding vooral tussen de 11 en de 12 cent. We gaan ook heel veel aanvragen indienen op 11 cent en zien die eigenlijk als ‘zekerheidje’. Alles boven de 11 cent, zien wij als een risico dat groter wordt naarmate het aangevraagde basisbedrag hoger wordt. Het feit dat er nu een miljard meer budget is dan in de voorjaarsronde, geeft veel klanten kennelijk ‘hoop op meer’. Zij gaan voorbij aan het feit dat het budget in de voorjaarsronde twee keer overschreven is en dat er zeer waarschijnlijk, naast alle nieuwe aanvragen, zo’n vier miljard uit de voorjaarsronde opnieuw wordt ingediend.
In de quickscan die wij voor de klanten maken, rekenen we uit wat het projectrendement op de investering (IRR) is en wat het rendement op het eigen vermogen is wanneer een deel van de investering gefinancierd wordt met extern geld. In een tabel en in een grafiek laten we vervolgens zien wat die rendementen zijn bij:
Het projectrendement voor een systeem van 100 kW varieert dan tussen de 3,2 en 9,4% per jaar en het rendement op eigen vermogen bij 70% financiering tegen 4% rente tussen de -0,3 en 16,5%. Bij gelijkblijvende energiekosten zit het projectrendement op 7% en het rendement op eigen vermogen op 9,8%. En geloof me: bij de bank krijg je dit niet.
De gesprekken met onze klanten zijn deze keer ook best bijzonder in vergelijking met de voorjaarsronde. In de voorjaarsronde wilde men vooral de subsidie binnenhalen en werd overlegd of het beter was om 10,9 cent of 10,7 cent aan te vragen. Bij twijfel werd er zelfs gezakt naar 10,5 cent. Dit keer is de insteek anders en is de vraag vooral: wat kan er maximaal worden binnengehaald? Een projectrendement van 7% bij een aanvraag op 11 cent lijkt opeens niet meer voldoende. Men neemt liever het risico om een hoger rendement binnen te halen.
De telefoongesprekken over de uitkomsten van de quickscans zijn dit keer ook anders dan in de voorjaarsronde. Toen was vooral de vraag: zitten we niet te hoog? Nu is vooral de vraag: waarom niet hoger? Het is in ieder geval wel duidelijk dat de nieuwe opzet van de SDE (aanvragen op tienden van centen) zijn uitwerking niet heeft gemist. Degenen die genoegen nemen met een ‘lager’ rendement maken veel meer kans dan degenen die gaan voor winstmaximalisatie. En daar is subsidie volgens mij niet voor bedoeld. Hierbij komt dat de projecten die écht een hogere subsidie nodig hebben, zoals grondgebonden zonneparken of complexe daken, in de wielen worden gereden. ‘Te veel’ budget wordt weggehaald door projecten die ook met minder subsidie al een prima rendement zouden hebben gehad. Een volgende verbetering van de SDE, na het aanvragen op tienden van centen én het aantonen van voldoende financiële middelen, ligt mijns inzien voor de hand: een winstplafond. Wellicht kan dit bij het aanvragen nog niet worden ondervangen, maar dan kan het sowieso wel op basis van een controle na het eerste jaar van productie. En dat is nog goed voor de werkgelegenheid ook: bij RVO.
Reacties