Bij huishoudens met hoge inkomens is de meeste energie te besparen, terwijl de betaalbaarheid van energie juist voor lage inkomens een probleem is. Voor de groeiende groep ouderen geldt dat een flinke vermindering van CO2-uitstoot wel samenvalt met een lagere energielast voor groepen die dat goed kunnen gebruiken. In de praktijk blijken senioren echter minder snel bereid om in energiebesparing te investeren. Dat blijkt uit onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), ‘Energiebesparing: voor wie loont dat?’
Het PBL bekeek het energiegebruik en de betaalbaarheid ervan voor een aantal groepen en beschreef de mogelijke gevolgen van energiebesparing voor huishoudens en overheidsbeleid volgens het Nationaal Energieakkoord. Volgens het PBL zijn er vele mogelijkheden voor energiebesparing zoals isolatie van woningen, HR-ketels of de thermostaat een graadje lager zetten.
De uitgaven van huishoudens aan energie – zowel absoluut als gemeten in procenten van het besteedbaar inkomen – lopen zeer uiteen, afhankelijk van het soort woning en de energievraag van bewoners. Hoge inkomens gebruiken gemiddeld de meeste energie per huishouden, maar ervaren een lagere ‘energielast’; zij besteden gemiddeld 3 à 4% van hun inkomen aan energie. Huishoudens met een laag inkomen daarentegen, hebben een relatief hoge energielast: gemiddeld bijna 9%. Dit terwijl ze gemiddeld minder energie gebruiken, onder meer omdat deze woningen meestal kleiner zijn. Beleid gericht op het betaalbaar houden van energie en beleid gericht op het beperken van CO2-uitstoot, zijn daardoor soms lastig te combineren.
Er is echter ook een groep mensen met een lager inkomen die woont in een slecht geïsoleerd huis. Zij geeft daardoor relatief veel uit aan energiekosten. Door energiebesparende investeringen en andere maatregelen, kunnen deze kosten aanzienlijk lager worden.
Daarnaast is er nog een groep andere mensen met een laag inkomen die juist relatief weinig aan energie besteedt. Dit komt doordat zij hierop sterk bezuinigt ten koste van het woongenot. Voor deze mensen kan een investering in isolatie een grote vooruitgang in wooncomfort betekenen, maar betekent het ook extra woonlasten.
Voor de groeiende groep ouderen kan de combinatie van energiebesparing en -verbetering met betaalbaarheid wel uitkomst bieden, meldt het PBL. Bij pensionering gaan zij minder verdienen en meer energie gebruiken doordat ze vaker thuis zijn. Ook stijgt met het klimmen van de jaren de gewenste kamertemperatuur. Gecombineerd met het zorgbeleid (langer thuis wonen) en het groeiende eigenwoningbezit onder ouderen (grotere eengezinswoningen), zorgt dit voor een stijging in het huishoudelijk energiegebruik. Om deze redenen loont energiebesparing voor senioren meer. Zij krijgen door de energiemaatregelen meer wooncomfort, een vermindering van CO2-uitstoot en financieel voordeel.
In de huidige praktijk benutten echter maar weinig ouderen deze kansen. Aanknopingspunten voor beleid en voor ouderen belangrijke intermediaire organisaties, liggen in het voorrekenen van de kosteneffectiviteit, het benadrukken van extra comfort, en koppeling van investeringen in energiebesparende maatregelen aan woningaanpassing voor (toekomstige) fysieke beperkingen.
Tot slot noemt het PBL dat er, mochten deze kansen nu niet worden benut, vanaf 2020 een tweede kans volgt. Tegen die tijd verlaten steeds meer ouderen de woningmarkt en trekken jongere huishoudens in de vrijkomende huur- en koopwoningen. Hierdoor stijgt het aantal natuurlijke momenten voor verbetering van de energieprestatie van woningen.
Reacties