De mens leeft en werkt van oudsher lineair en dat geldt ook voor andere diersoorten. We verzamelen en verbouwen voedsel, maken en gebruiken spullen, produceren afval en trekken verder als er tekorten ontstaan. Dat is duizenden jaren goed gegaan omdat de aarde groot was en onze invloed klein. De natuur had tijd en ruimte om te herstellen, waardoor de totale aarde als een circulair systeem kon functioneren.
In de vorige eeuw is die balans veranderd, door technologische ontwikkeling en de ontdekking van fossiele brandstoffen. Daardoor konden we enorme hoeveelheden energie gaan aanwenden voor industrie en mobiliteit. Onze werkwijzen bleven in essentie lineair, maar onze impact op de aarde groeide dusdanig dat de natuur steeds minder tijd en ruimte kreeg om te herstellen. Nu realiseren we ons dat dat zo niet door kan gaan.
Waarom lukt het ons dan nog niet om op grote schaal circulair te werken? Ik denk dat dat iets te maken heeft met de ruime beschikbaarheid van energie. Zolang we gemakkelijk en betaalbaar voedsel uit Argentinië en metaalwaren uit China kunnen halen, en ons afval naar Afrika kunnen brengen, is er geen prikkel om onze lokale ketens te sluiten. Zolang veevoer voor Brabantse varkens uit Groningen kan komen, de mestoverschotten kunnen worden geëxporteerd en de stikstoftekorten in datzelfde Groningen kunnen worden aangevuld met kunstmest uit Geleen, lukt het ons kennelijk niet om circulair te gaan werken. Goed beschouwd is het een zot systeem, maar dat betekent niet dat het zomaar verandert. Het delven, verwerken, vervoeren, gebruiken en weggooien van allerlei grondstoffen blijft vaak het goedkoopst zolang energie ruim voorhanden blijft.
Het huidige lineaire systeem, zowel op nationale als op mondiale schaal, staat of valt met snelle en betaalbare mobiliteit. Momenteel gaat 25 procent van ons wereldwijde energieverbruik naar het heen en weer slepen van mensen en goederen. Dat zal moeten veranderen als energie duurzamer, schaarser en duurder wordt. Dan ontstaat de maatschappelijke en economische noodzaak om het veevoer voor varkens in de eigen regio te verbouwen, en de mest in diezelfde regio te gebruiken voor het verbouwen van veevoer. Je zou kunnen zeggen dat verduurzaming van ons energieverbruik een noodzakelijke voorwaarde is voor een circulaire economie. Die verduurzaming van energieverbruik omvat verduurzaming van onze energievoorziening, maar vooral het verminderen van onze energieconsumptie.
Halvering moet het doel zijn, en daarvoor is een collectieve gedragsverandering nodig. We hoeven geen sperziebonen uit Spanje te eten, ’s winters onder terrasstralers te zitten en 130 kilometer per uur te rijden. We kunnen morgen al 25 procent energie besparen met ons gedrag, en overmorgen nog eens 25 procent met wetgeving en bestaande technologie die op echte energiebesparing is gericht. Auto’s hebben genoeg aan 50 pk motorvermogen, en aardbeien eten in januari is geen eerste levensbehoefte. Met die mindset kunnen we al voldoen aan het Urgenda-vonnis, en zijn we goed op weg naar 2030. Het is echter nog onduidelijk hoe we dit gezamenlijk tussen de oren kunnen krijgen.
Maarten van Andel is directeur toegepaste natuurwetenschappen bij Fontys.
Reacties
Wim Meijer - Antares 23 april 2020 09:58
Ik vind het een zeer interessante analyse. Ik lees ook dat Maarten directeur is bij Fontys. Ben benieuwd in hoeverre deze analyse uitgewerkt is binnen de bedrijfsvoering van Fontys. Mogelijk zijn er slimme oplossingen die ik (maar ook anderen) zo over kan nemen.