Log in
inloggen bij Renda
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Columns

Laat de energietransitie maar links liggen

Over de koers van de energietransitie wordt op nationaal niveau al decennialang gediscussieerd. Net als veel anderen ben ik van mening dat het huidige SER-proces voornamelijk een herhaling is van zetten. Dit zagen we eerder in het door het ministerie van Economische Zaken (EZ) geleidde programma Energietransitie van 2004 tot 2010. Opnieuw discussiëren de gevestigde en dominante partijen, over de snelheid en richting van de energietransitie. Dit keer is er weliswaar een bijrol voor de bottom-up-beweging, maar ook nu weer is de vraag hoe met zo min mogelijk kosten en schade op de lange termijn ons energiesysteem verduurzaamd kan worden. Ondanks de vaak nuttige discussies op dit platform over zelflevering, wat we uit Duitsland kunnen leren en hoe de energiebelasting hervormd moet worden, begin ik mij zo langzamerhand af te vragen of we onszelf niet voor de gek houden.

Ik ben met vele andere onderzoekers, beleidsmakers en burgers in binnen en buitenland, al ruim 13 jaar bezig met het ontwikkelen van inzicht in transitieprocessen en -management. In deze periode heb ik geleerd dat transities onvermijdelijk zijn, maar niet te voorspellen. Dat we in een energietransitie zitten is onvermijdelijk. Er zit domweg teveel potentie in alternatieve opties, de historische en dominante oplossingen staan structureel en toenemend onder druk en de maatschappelijke context beweegt langzaam maar zeker een kant op waarbinnen het centrale op een beperkt aantal fossiele bronnen gebaseerde energiesysteem niet kán passen. Maar het is niet te voorspellen wanneer het proces van onomkeerbare structurele verandering echt in de versnelling schiet. In Duitsland bijvoorbeeld leidde de combinatie van genoemde factoren in de nasleep van Fukushima wel tot een versnelling van de energietransitie.

Een van de grote projecten in het eerste decennium van de ontwikkeling van het transitiedenken was het project Energietransitie van EZ. Rond een taskforce, energietransitieplatforms, transitiepaden en tientallen experimenten werden prachtige visies ontwikkeld, honderden partijen met elkaar in discussie gebracht en een heuse transitieagenda met een fors innovatiebudget tot stand gebracht. Over de beperkte uitkomsten en de beleidsworstelingen binnen dit programma is al veel geschreven. Maar nu via de SER eigenlijk hetzelfde proces weer op gang is gekomen, vraag ik me af of iedereen die echt een snelle transitie wil niet in slaap wordt gewiegd door deze processen. Een cynicus zou namelijk kunnen stellen dat deelname aan de discussies binnen de context van het energiebeleid slechts leidt tot marginale verbeteringen op basis van consensus. Tel hierbij op dat het dominante paradigma in de energiewereld ligt op innovatie, experimenteren en research en en development, en je kunt zo nog een decennium verspelen met gepraat. Transities zijn nog nooit ontstaan uit een dergelijk proces, maar versnellen altijd door een combinatie van ‘verwachte verrassingen’, een beperkt aantal koplopers of kantelaars die nieuwe verbindingen leggen en een variatie van elkaar versterkende innovaties. Door energie te steken in het praatcircus energietransitie wordt eerder de huidige lock-in versterkt, het is dan ook tijd voor herbezinning.

De echte druk op het energieregime komt eerder vanuit andere sectoren en regimes. Juist in de sectoren waarin energie een belangrijk vraagstuk is, ontstaan de laatste tijd grootschaliger initiatieven die het energieregime echt zorgen baren. Denk bijvoorbeeld aan de ICT-sector waarin zowel de groeiende markt rond smart grids tot investeringen en versnelling van innovatie leidt als partijen als Google die zelf grootschalig in duurzame opwekking investeren. Of denk aan de bouw, waar midden in de crisis de markt voor energieleverend bouwen en renoveren opbloeit. Of kijk naar de chemische industrie waar de omslag naar biobased verkend wordt. Maar ook de ontwikkelingen rond een circulaire economie bieden kansen om het energieregime onder druk te zetten. Veel bedrijven die hier vanuit grondstoffennoodzaak op inzetten, komen namelijk onvermijdelijk ook bij de energievraag uit. Naast de noodzaak om de digitalisering van het energienetwerk ook vanuit grondstoffenperspectief te benaderen, zijn er grote kansen om de bewegingen rond regionale grondstoffenkringlopen en decentrale energienetwerken aan elkaar te koppelen. Ook een verbinding met de financiële crisis lijkt kansen te bieden, bijvoorbeeld door richting investeerders de systeemrisico’s te benadrukken die de onvermijdelijke energietransitie met zich mee brengt. Het is niet voor niets dat bijvoorbeeld de Rabobank al steeds vaker hogere rentepercentages rekent voor bedrijven die niet serieus inzetten op duurzaamheid.

Zonder nu al concreet te kunnen benoemen wat er precies moet gebeuren, lijkt me wel duidelijk dat het SER-gepolder weinig tot niets schokkends zal opleveren. Doormodderen met een klein beetje vooruitgang lijkt op zich prima, maar werkt averechts. Vroeger of later zullen we te maken krijgen met veel fundamentelere problemen in ons energiesysteem. Het is prachtig om te zien hoe de Duitsers hier proactief mee omgaan, door de onzekerheden met open vizier tegemoet te treden. In Nederland lukt dat niet is mijn conclusie, er zal dus een omweg gevonden moeten worden, en de transitiestrategie moet daar beter op inspelen. Bijvoorbeeld door de energiediscussie voorlopig links te laten liggen en aan te sluiten bij waar het wel gebeurt: in andere sectoren.       

Derk LoorbachDRIFT, Erasmus Universiteit Rotterdam

Reacties

Renda ©2024. All rights reserved.

Deze website maakt gebruik van cookies. Meer informatie AccepterenWeigeren