Hoe los je complexe, maatschappelijke opgaven op? Problemen zoals klimaatverandering, woningtekort, stikstof, een overbelast zorgstelsel of de energietransitie. Meestal kiezen overheden ervoor om zich te laten adviseren door een groep wetenschappers of consultants, of er worden naar goed poldergebruik 'overlegtafels' in het leven geroepen waar belangengroepen en betrokken partijen gezamenlijk tot oplossingen proberen te komen. Denk aan de klimaattafels waar partijen van Shell tot Greenpeace met elkaar in conclaaf gingen. Het resultaat is ovaak een compromis in het voordeel van marktpartijen of beleid dat in theorie logisch is, maar in het dagelijks leven van veel mensen voor flinke problemen kan zorgen.
Wonderlijk genoeg wordt vaak de grootse bron van kennis, levenservaring en creativiteit niet gebruikt: inwoners. Juist veelkoppige problemen vragen om de diverse wijsheid van de samenleving. Gebruik je die niet, dan ontstaan blinde vlekken. Neem de energietransitie. Die is veel te lang beschouwd als een puur technische transitie, waarbij de discussie vooral ging over kilowatturen, het energienet en de plek van windmolens. Allemaal belangrijk, maar verre van het hele verhaal. De energietransitie is misschien nog wel meer een sociale, mentale en morele transitie. Een transitie die verandert hoe we wonen, hoe we naar ons werk komen, hoe we ons avondeten bereiden. Zo’n transitie vereist een aanpak die rekening houdt met de gewoontes, behoeften en zorgen van de hele samenleving, niet alleen die van belangengroepen. Het vereist ook een aanpak die tegemoet komt aan het rechtvaardigheidsgevoel van veel mensen wat betreft verdeling van de kosten, die rekening houdt met de verschillende snelheden waarop mensen zich kunnen of willen aanpassen en die ruimte biedt aan de verschillende manieren waarop inwoners zelf vorm kunnen geven aan die transitie.
Een transitie kan niet slagen als die alleen van bovenaf wordt opgelegd, maar wél als er ook iets van beneden naar boven mag bewegen: inbreng, ideeën, betrokkenheid, zeggenschap. Dan bouw je aan een gezamenlijk verhaal. Een verhaal over waar we als land heen willen, hoe we de toekomst voor ons zien. Een verhaal waar mensen achter kunnen staan omdat ze er zelf over hebben meegedacht, meegepraat en meebeslist. Zo’n verhaal schrijf je niet op de bestuurlijke tekentafel of tover je niet bijeen op een ambtelijke rekenmachine. Zo’n verhaal bedenk je als samenleving, van onderop. Een beproefde manier om dat te doen is door een burgerberaad te organiseren.
Burgerberaden kunnen geïnitieerd worden door een overheid – bijvoorbeeld een gemeente, een provincie of een regering – of door inwoners zelf. Wie ook met het initiatief komt, het is van belang dat de politiek vooraf duidelijk maakt onder welke voorwaarden de uitkomsten zullen worden overgenomen (dat kunnen bijvoorbeeld budgettaire of juridische voorwaarden zijn). Als dat duidelijk is wordt een groep van meestal circa honderd inwoners samengesteld. Niemand kan zich hier voor opgeven. Waarom niet? Omdat je dan vaak een redelijk homogene groep krijgt – vaak overwegend theoretisch geschoold, boven de vijftig, man en vaak mensen die de weg naar inspraak al weten te vinden – de ‘participatie-elite’.
Hoe dan wel? De deelnemers aan een burgerberaad worden geloot: eerst via een willekeurige loting en vervolgens een gewogen loting. ‘Gewogen’ betekent dat er geloot wordt op bepaalde kenmerken, zodat er uiteindelijk ongeveer even veel mannen als vrouwen deelnemen, en de leeftijdsopbouw, opleidingsniveau en culturele achtergrond zo goed mogelijk overeenkomen met die van de samenleving. Soms wordt er ook gewogen op houding ten opzichte van het onderwerp: hoeveel zorgen maakt iemand zich over klimaatverandering, of hoe denkt iemand over abortus? Dit om te voorkomen dat in het burgerberaad een oververtegenwoordiging zit van een bepaalde overtuiging. Kort gezegd: het burgerberaad moet ongeveer een afspiegeling vormen van de samenleving, zodat zoveel mogelijk perspectieven aanwezig zijn.
Vervolgens komt deze groep inwoners een aantal dagen bij elkaar om met elkaar en met deskundigen in gesprek te gaan. Afhankelijk van de omvang van het onderwerp varieert dat van vijf dagen tot soms wel zeven weekenden. Om te zorgen dat iedereen die ingeloot is en mee wil doen ook mee kan doen, worden zo veel mogelijk drempels voor deelname weggenomen: vaak krijgen deelnemers een dagvergoeding, is er kinderopvang aanwezig en zijn er taalbuddy’s om mensen te ondersteunen die de taal niet zo goed beheersen.
Honderd wildvreemden die met elkaar in dialoog gaan. Anders dan bij een debat, proberen mensen elkaar via dialoog niet te overtuigen, maar elkaar te begrijpen. Natuurlijk knettert het aan die tafels en zijn er flinke verschillen te overbruggen, maar door actief te luisteren en te zoeken naar de overeenkomsten, blijken mensen toch vrij snel in staat om samen tot oplossingen te komen. En tegelijkertijd meer begrip voor elkaars standpunt te krijgen.
Dat gaat niet vanzelf, want een dialoog voeren leren we niet op school, en al helemaal niet van de politiek of het publieke debat. Daarom zijn er professionele gespreksbegeleiders aanwezig, die zich niet inhoudelijk met het gesprek bemoeien, maar ervoor zorgen dat iedereen gelijkwaardig aan het woord komt en het geen meningenwedstrijd wordt.
Die dialoog vindt plaats aan tafels met van circa zeven of acht personen. De eerste vraag die deze groepjes beantwoorden is niet: hoe gaan we klimaatverandering oplossen of wat is een rechtvaardige manier om de energietransitie vorm te geven? De eerste vraag is meestal: wat is voor jou belangrijk in het leven? Door het daarover te hebben, komen deelnemers erachter dat ze misschien aan tafel zitten met mensen die 50 jaar jonger of ouder zijn, die misschien heel andere politieke overtuigingen of culturele achtergrond hebben, maar dat ze het eigenlijk over de écht belangrijke zaken van het leven wel eens zijn. Vanuit die common ground gaan ze verder in dialoog over het vraagstuk dat voorligt.
Deelnemers kunnen experts, ervaringsdeskundigen, belangengroepen en politici uitnodigen om hen te informeren. Ze krijgen informatie aangeboden, maar kunnen die vooral zelf opvragen: het is niet de bedoeling dat deelnemers gestuurd worden richting bepaalde oplossingen of uitkomsten. Een burgerberaad is namelijk geen vooropgezet trucje om ‘draagvlak’ te krijgen voor al voorgenomen beleid.
En dat is ook wat het spannend maakt voor sommige politici en ambtenaren: je weet van te voren niet wat de uitkomsten van een burgerberaad zullen zijn. De praktijk laat echter zien dat inwoners heel goed in staat zijn om tot haalbare oplossingen te komen. Soms spectaculair, soms voorspelbaar, maar altijd constructief.
In talloze dorpen, steden en landen wereldwijd hebben politici inwoners al om hulp gevraagd bij het oplossen van de meest ingewikkelde of gevoelige problemen. Zonder polarisatie, mét oog voor verschillende perspectieven en de lange termijn. In het zeer katholieke Ierland bijvoorbeeld zorgde een burgerberaad binnen vijf maanden voor een doorbraak in de abortuswetgeving nadat opeenvolgende regeringen daar al twintig jaar op vastliepen. In onder meer Frankrijk, Denemarken en Spanje ontwikkelde een burgerberaad een haalbaar en sociaalrechtvaardig pakket klimaatmaatregelen. In Duitsland hielp een burgerberaad de regering bij beleid rond kunstmatige intelligentie in de zorg en in Zwitserland en Zweden zorgden burgerberaden voor een nieuwe visie op de toekomst van voedsel en landbouw.
Ook in Nederland heeft er al een aantal burgerberaden plaatsgevonden. Daar zijn mooie uitkomsten uit gekomen, maar de politieke opvolging laat vaak nog te wensen over. Laten we daarom leren van het buitenland en ons niet blindstaren op het burgerberaad zelf, maar veel meer aandacht besteden aan het vooraf vastleggen van de politieke opdracht en het plan van opvolging. Zeker bij een ingrijpend en alomvattende opgave als de energietransitie is het van belang dat politiek en inwoners elkaar versterken.
De belangrijkste voorwaarde daarvoor is een overheid die haar inwoners durft te vertrouwen, om hulp durft te vragen en ook iets doet met die hulp. Dan kunnen we als samenleving ieder veelkoppig probleem veranderen in een veelkoppige oplossing.
Eva Rovers is schrijver en mede-oprichter van Bureau Burgerberaad. In haar meest recente boek Nu is het aan ons. Oproep tot echte democratie, houdt ze een gloedvol betoog om de politiek niet uitsluitend aan politici over te laten. De veelkoppige problemen van de 21e eeuw vragen namelijk om een veelkoppige aanpak: burgerberaden zijn daarvoor ideaal. (Foto: © Frank Ruiter)
Reacties